Waarom eigendom vaak niet de beste vorm van burgerparticipatie is bij duurzame energieprojecten

In de Nederlandse energietransitie wordt vaak gestreefd naar 50% lokaal eigendom van duurzame energieprojecten, zoals wind- en zonneparken. Dit streven is opgenomen in het Klimaatakkoord maar het is geen wettelijke verplichting. Het is bedoeld om draagvlak te creëren door burgers financieel te laten profiteren en meer zeggenschap te geven over projecten in hun omgeving. Hoewel dit nobele doelen zijn, is het de vraag of eigendom de meest geschikte vorm van burgerparticipatie is. In dit artikel bespreken we vier belangrijke redenen waarom eigendom vaak niet de beste keuze is voor burgerparticipatie.

  1. Risico’s voor de lokale gemeenschap

Eigendom vereist dat de lokale gemeenschap investeert in de vorm van eigen vermogen, dat het grootste risico draagt. Bij financiële tegenslagen worden schuldeisers, zoals de bank, namelijk eerst terugbetaald, waardoor de kans bestaat dat de gemeenschap haar investering verliest. Projectontwikkelaars daarentegen spreiden hun risico over meerdere projecten en regio’s, wat de impact van een project met tegenvallende resultaten voor hen vermindert. Voor lokale investeerders, die vaak slechts in één project participeren, is het risico aanzienlijk groter.​

  1. Gebrek aan toezicht en bescherming

Het kapitaal dat wordt opgehaald door energiecoöperaties of lokale gemeenschappen valt vaak buiten het toezicht van financiële toezichthouders zoals de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB). Dit betekent dat er geen vergunningen zijn en processen en bestuurders niet worden gecontroleerd, waardoor investeerders minder bescherming genieten. Professionalisering en bestuur opvolging blijken ook een van de belangrijkste knelpunten te zijn bij energiecoöperaties[1]. Bovendien kan een gebrek aan toezicht leiden tot verhoogde financiële risico’s voor de betrokken burgers.​

  1. Alternatieve participatievormen bieden meer zekerheid

De doelen van burgerparticipatie — maatschappelijk draagvlak, financieel profijt en zeggenschap—kunnen ook op andere manieren worden bereikt. Obligaties, bijvoorbeeld, krijgen voorrang boven eigen vermogen bij terugbetaling en kunnen worden gedekt door onderpand in tweede rang. Dit betekent dat obligatiehouders hun investering eerder terugkrijgen als het project inkomsten genereert. Bovendien kunnen deze obligaties worden uitgegeven op het moment dat de bank ook financiering verstrekt. Dit is een fase waarin de haalbaarheid en risico’s beter zijn ingeschat. Wat betreft zeggenschap kunnen afspraken over ontwerp en bouw worden vastgelegd in participatieovereenkomsten, zonder dat eigendom noodzakelijk is. 

Onderstaande afbeelding laat zien hoe de financiering van een duurzaam energieproject doorgaans is opgebouwd. In de eerste fase — waarin nog gewerkt wordt aan vergunningen en netaansluitingen — wordt meestal als eerste eigen vermogen ingebracht. Dit kapitaal dekt de voorbereidende kosten, terwijl het project zich nog in een onzekere fase bevindt en de realisatie allesbehalve gegarandeerd is. Pas wanneer er meer zekerheid is over de uitvoerbaarheid, komt ook bankfinanciering in beeld. Dat is ook het moment waarop burgerparticipatie bij uitstek geschikt is: het risico voor deelnemers is dan lager, omdat het project al verder gevorderd is.

Aan de rechterkant van de afbeelding is te zien hoe de geldstromen lopen tijdens de operationele fase van het project. Eerst worden rente en aflossing aan de bank betaald, gevolgd door de uitbetaling aan obligatiehouders. Eventuele resterende opbrengsten kunnen vervolgens als dividend worden uitgekeerd aan de eigenaar van het project.

 

Afbeelding 1: overzicht van kapitaalsstromen en risico’s
  1. Beperkte interesse vanuit de gemeenschap

In de praktijk blijkt dat de lokale gemeenschap niet altijd bereid is om substantieel te investeren in duurzame energieprojecten. Zeker bij grootschalige wind- en zonneparken gaat het om forse investeringsbedragen, wat voor veel mensen een drempel vormt. Door de hoogte van de inleg beter af te stemmen op de financiële mogelijkheden van de lokale bevolking en een aantrekkelijk rendement te bieden, kunnen hun belangen en betrokkenheid beter worden bediend.

Conclusie

Hoewel het streven naar lokaal eigendom in duurzame energieprojecten voortkomt uit goede intenties, blijkt dat deze vorm van participatie aanzienlijke risico’s en uitdagingen met zich meebrengt voor de lokale gemeenschap. 

In de praktijk is soms te veel aandacht voor het potentiële financiële gewin van de eigenaar en te weinig voor de risico’s die erbij komen kijken. Hoewel een succesvol project inderdaad een aantrekkelijk rendement kan opleveren, is de realiteit dat veel projecten om uiteenlopende redenen uiteindelijk niet van de grond komen.

Alternatieve participatievormen, zoals obligaties en participatieovereenkomsten, kunnen dezelfde doelen bereiken met minder risico en meer zekerheid voor burgers. Het is daarom belangrijk om bij het ontwerpen van participatietrajecten kritisch te kijken naar de meest geschikte vormen van betrokkenheid, afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de lokale gemeenschap.

Zonhub is het grootste platform voor burgerparticipatie van duurzame energie van Nederland. Samen met ruim 12.000 deelnemers vergroten we al ruim 10 jaar het draagvlak en versnellen we de energietransitie. We staan onder toezicht van de AFM en DNB, en we beperken de risico’s voor deelnemers zoveel mogelijk door het vestigen van zekerheden via een aparte Stichting die de continuïteit waarborgt. Via een persoonlijk online dashboard heeft iedereen inzicht in de prestaties van het project en meedoen kan al vanaf €25.


[1] https://www.hier.nu/system/files/inline/Knelpunteninventarisatie%20energiecoöperaties%202024_def.pdf